Duikarbeid is voor professionals!
Artikel van inspectie SZW “Duikarbeid is voor professionals!”
De Inspectie SZW houdt toezicht op gezond, veilig en eerlijk werk. Duikarbeid heeft van oudsher extra aandacht van de Inspectie omdat deze arbeid bijzondere risico’s met zich mee brengt. Als het mis gaat, kan het ook goed mis gaan! Daarom is er in de wetgeving ook extra aandacht voor, zoals voor meer risicovolle werkzaamheden het geval is. De Inspectie merkt dat de regelgeving niet bij iedereen die met duikarbeid in aanraking komt bekend is of gevolgd wordt. Daarnaast wordt de Inspectie, maar ook andere overheden zoals de politie, regelmatig geconfronteerd met situaties waarbij het de vraag is of er sprake is van duikarbeid, vrijwilligerswerk of sportduiken, en welke regels gelden dan? In dit artikel geven we daar duidelijkheid over.
Welke regels gelden voor professionele duikers?
Duikarbeid is duiken in combinatie met arbeid die onderwater verricht moet worden, zoals lassen, hogedrukspuiten hanteren, constructie en onderhoud en bergingswerk. Duikers die duikarbeid verrichten moeten een geldig persoonscertificaat hebben, en deze elke vier jaar laten vernieuwen. Er zijn verschillende persoonscertificaten, afhankelijk van of met flessenlucht (SCUBA) of met luchtslang vanaf de wal of schip (SSE) gedoken wordt. Tevens is ook de duikdiepte van belang voor welk persoonscertificaat men nodig heeft. Zie voor meer details hoofdstuk 7 van bijlage XVIc van de Arbeidsomstandighedenregeling, het certificatieschema voor het persoonscertificaat duikarbeid. Deze certificaten kunnen alleen verstrekt worden door een aangewezen instelling. Dit zijn Defensie Duikschool, Hobéon SKO B.V., Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en Stichting Nederlands Duikcentrum Certificatie Instelling. In de nabije toekomst wordt het persoonscertificaat vervangen door persoonsregistratie, maar een inhoudelijke wijziging van de eisen aan een professioneel duiker is daarmee niet beoogd. Sportduikcertificaten zijn voor professioneel duiken niet relevant, en kunnen dan ook niet de wettelijke persoonscertificaten vervangen.
Duikers die duikarbeid verrichten moeten ook elk jaar een arbeidsgezondheidskundig onderzoek laten doen door een arts in het bezit van het certificaat duikerarts. Een duiker moet in goede lichamelijke en geestelijke gezondheid zijn, goed getraind en de nodige kennis en vaardigheden hebben!
Er zijn uitzonderingen waarbij een duiker geen certificaat hoeft te hebben:
- een duiker die in opleiding is, mits dit onder toezicht van een gecertificeerde duiker gebeurt;
- leerlingen respectievelijk studenten in onderwijsinrichtingen (in het bezit van een sportduikbrevet) die lichte duikwerkzaamheden verrichten in het kader van wetenschappelijk onderzoek als aanvulling op een duikploeg;
- de instructie van sportduikers tot een duikdiepte van maximaal 50 meter, met een decompressietijd van ten hoogste 20 minuten en met een partiële zuurstofdruk in het ademgas van maximaal 1,4.105 PA; en
- deelnemers aan een training voor het veilig ontsnappen uit een object onder water.
Duiken doe je niet alleen!
Voor de veiligheid duik je altijd met een duikploeg. Een duikploeg moet bestaan uit een of meer duikers, bijgestaan door een reserveduiker en een ploegleider. De duikploegleider (die een certificaat duikploegleider moet hebben) verricht geen duikarbeid. De reserveduiker (die uiteraard een duikcertificaat moet hebben) mag alleen duikarbeid verrichten bestaande uit het verlenen van hulp en het redden van een duiker, en moet op de duiklocatie klaar staan. Daarnaast moet er in de nabijheid van de duiklocatie iemand zijn in bezit van het certificaat duikmedisch begeleider, die duikers adequaat medisch begeleiden kan. Dus een duikploeg bestaat minimaal uit drie personen,
als de duikploegleider of reserveduiker zelf het certificaat duikmedisch begeleider hebben. Als daar een apart persoon voor is, dan bestaat de ploeg uit vier personen.
De duikploegleider mag ook optreden als reserveduiker, als gedoken wordt in water met een maximale diepte van negen meter, een maximale stroomsnelheid van een halve meter per seconde, én er geen voorzienbare kans bestaat dat de duikers in moeilijkheden komen zoals bij de onmogelijkheid vrij op te stijgen, obstakels of slecht zicht. Alleen in dat geval kan de duikploeg uit twee personen bestaan. Ook dan moet er in de nabijheid iemand zijn met het certificaat duikmedisch begeleider. Dat geldt alleen voor duikarbeid in de laagste certificaatcategorie A1, al moet er dan wel nog een duikassistent zijn.
De Inspectie komt helaas tegen dat bijvoorbeeld een ‘eenzame’ duiker even een ‘klusje’ doet, zoals even een net uit een schroef halen, zonder reserveduiker of duikploegleider. En als het dan mis gaat? Kan echt niet!
Nog meer regels…
Met bovenstaande ben je er nog niet. Er moet een schriftelijke werkinstructie aanwezig zijn waarin de veiligheidsvoorzieningen en noodprocedures voor die locatie beschreven moeten zijn. Uiteraard moet er gedoken worden met goed (gekeurd) materiaal, voldoende ademgas van goede kwaliteit, en er moet een eerste-hulpuitrusting zijn. Iedere duiker moet een persoonlijk duiklogboek bijhouden. Bepaalde duiken met grotere risico’s, zoals dieper duiken dan negen meter en in stromend water, moeten vooraf bij de Inspectie gemeld worden. Bij diverse overtredingen, zoals het niet hebben van een juist persoonscertificaat of het niet melden van een meldingsplichtige duik, moet de Inspectie een boete opleggen aan de werkgever of opdrachtgever. Ook is een werknemersboete mogelijk. Hierboven zijn de regels in grote lijnen weergegeven, maar zie voor de details in de regelgeving het Arbobesluit, vanaf artikel 6.13. In de Arbocatalogus Werken onder Overdruk zijn zoveel mogelijk de risico’s beschreven en welke maatregelen genomen kunnen worden om die risico’s te beheersen.
Vrijwilligers en duikarbeid
Uit het voorgaande blijkt dat er het nodige bij komt kijken om een veilige wijze duikarbeid te verrichten, het is werk voor professionals. Ondanks dat gaat het soms toch mis, met ernstige gevolgen. Er zijn ook vrijwilligers die duikarbeid verrichten. Het is een misvatting dat de regelgeving voor duikarbeid alleen voor duikers in loondienst of als zelfstandige geldt. Hoewel goed bedoeld, geldt dezelfde regelgeving ook voor vrijwilligers en degene bij wie vrijwilligers duikarbeid verrichten! Dat is logisch, daar zijn immers dezelfde specifieke gevaren en risico’s bij. Artikel 9.5a, eerste lid, onder e, van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalt dan ook dat ten opzichte van vrijwilligers het Arbeidsomstandighedenbesluit moet worden nageleefd. In dit artikel wordt degene bij wie vrijwilligers werkzaam zijn aangewezen als de verantwoordelijke voor de naleving van de verplichtingen in het Arbobesluit. Het doel hiervan is de veiligheid en gezondheid van deze vrijwilligers te beschermen. Hier is weleens discussie over. Daarbij is van belang wat duikarbeid is en wie een vrijwilliger is.
Wat is duikarbeid? Arbeid is het ‘verrichten van bezigheden die nut hebben voor degene die de arbeid verricht of voor een ander of voor de maatschappij’. Dat geldt ook voor arbeid onder water. Duikarbeid is volgens het Arbobesluit ‘het verrichten van arbeid in een vloeistof of in een droge duikklok met inbegrip van het verblijf in die vloeistof of in die droge duikklok, waarbij voor de ademhaling gebruik wordt gemaakt van een gas onder hogere druk dan de atmosferische druk’. Hierboven staan al voorbeelden van duikarbeid genoemd, maar ook het schoonmaken van de zeebodem of zwembad en het zoeken naar archeologische artefacten of vermiste personen kan duikarbeid zijn. Duikarbeid is een breed begrip.
Wat is een vrijwilliger? In de Arbowet is de definitie te vinden. ‘Een vrijwilliger is de persoon, die niet bij wijze van beroep arbeid verricht voor een privaatrechtelijk of publiekrechtelijk lichaam dat niet is onderworpen aan de vennootschapsbelasting dan wel voor een sportorganisatie en die geen werknemer is in de zin van artikel 2 van de Wet op de loonbelasting 1964.’ Het gaat over georganiseerd, onbetaald en onverplicht werk, voor anderen of voor de samenleving.
Sportduiken en het Arbobesluit
Als je sportduikinstructie geeft bij een duikschool, -vereniging, –stichting of zo maar aan een vriend of kennis, heb je ook te maken met het Arbobesluit. Dit geldt ook voor de duikschool of vereniging zelf. Voor de sportduikinstructeur gelden echter niet alle regels die voor een professionele duiker of vrijwilliger gelden. Er is in artikel 6.13, lid 3 een uitzondering gemaakt.
Op duikarbeid met SCUBA, bestaande uit de instructie van sportduikers tot een duikdiepte van maximaal 50 meter, met een decompressietijd van ten hoogste 20 minuten en met een partiële zuurstofdruk in het ademgas van maximaal 1,4.105 PA, zijn uitsluitend de artikelen 6.14 en 6.15, eerste lid, onder a en b en d, van toepassing. Die houden in dat je in goede lichamelijke en geestelijke toestand moet verkeren om de gevaren te onderkennen en te voorkomen of te beperken. Er wordt hier niet gesproken over een geneeskundig- of medisch onderzoek. Niettemin geeft de toelichting op het Arbobesluit aan dat het belang van een medisch onderzoek onverlet is. Daarnaast moet er een deugdelijke schriftelijke werkinstructie, een adequate eerste hulp uitrusting, en deugdelijk materiaal zijn. Ook moet er voldoende ademgas van voldoende kwaliteit zijn. Let op: mocht aan een van deze eisen niet voldaan worden, geldt de uitzondering niet en dan gelden alle regels die voor een professionele duiker gelden. De Inspectie heeft in 2013 in samenwerking met de duiksportwereld al een brochure uitgebracht, ‘Sportduikinstructie en de regels’, waarin uitgebreid wordt ingegaan over wat iedere sportduikinstructeur zou moeten weten.
Tot slot
De Inspectie hoopt met dit artikel te bereiken dat meer duikers of degenen die bij duikarbeid betrokken zijn, zich bewust zijn van de regelgeving over duikarbeid. Het gaat over de eigen veiligheid van de duikers. De regelgeving beoogt de risico’s zoveel mogelijk weg te nemen.
Vergeet ook niet de bekende ‘Duck test’:
"If it looks like a diver, swims like a diver, and quacks like a diver, then it probably is a professional diver."
Wim Klever en Alwin Verdaasdonk
Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Afdeling Inspectiebreed Kenniscentrum